Graven in eigen grond, hoe kom ‘k erbij?

 
 

Met mijn schup, botten en emmers op stap gaan is vooral een manier om te verbinden. Met plekken, met mensen, met mezelf. Waar ik ook ben, ik wil mijn omgeving leren kennen. Niet alleen vanop een afstandje, maar echt: handen in de aarde, neus in de klei (niet letterlijk. Hoewel, soms per ongeluk wel). Een stukje geschiedenis opgraven – wèl letterlijk. En geef toe: in de modder dabben is zo leuk.

Maar is winkelklei dan minder? Nee, op zich niet. Dat is óók klei, met een eigen verhaal. Alleen... het is niet van deze plek, niet dit verhaal. Lokale klei vertelt iets over de grond waar ik op sta. Over hoe die gevormd is, wat erin zit, wie hier ooit leefde. Dat maakt het speciaal.

En plus is commerciële klei (lees: winkelklei) een beetje als winkelgemaakte lasagne, er wordt vanalles toegevoegd om er de ‘ideale’ lasagne van te maken. Winkelklei wordt zo bewerkt dat de klei beter in de hand ligt, stabieler bakt, goede consistentie heeft, voorspelbaarder wordt. Het verliest daardoor wat zijn eigenheid. maar goed, dat is persoonlijk natuurlijk.

En dan is er keramiek zelf – zo'n mooi oud ambacht. Vroeger deden ze dat zónder elektrische ovens of fancy shmancy machinerie. En ik wil weten: hoe dan? Wat waren de technieken van toen? Hoe maak je iets puur met je handen, lokale materialen, vuur en een hoop geduld?

Ben ik daar al? Nee, maar ik ben onderweg. Op stap. Voor stap, voor stap. Momenteel verzamel ik materialen uit de buurt om zelf glazuur te maken en onderzoek ik hoe ik m’n kleitools kan maken uit wat ik vind. In de (nabije) toekomst zou ik ook graag een vuuroven bouwen (ja echt, alleen nog een tuin zien te fixen) en daar dan in bakken. Soit, ‘t ga nog lang plezant blijven.

 
Volgende
Volgende

Dagboek van een kleivonturier #2